Zoeken
Sluit dit zoekvak.
architectuur & stedenbouw 1965-1990

Venserpolder: Hardcore 80’s

Architect: Carel Weeber, 1980-1982

Ai, dit is wel 80’s architecture voor gevorderden. De woonblokken in Venserpolder zijn radicaal. Radicaal groot, radicaal sober, radicaal repetitief. Carel Weeber maakt korte metten met de ‘Nieuwe Truttigheid’, zoals hij de architectuur van kleinschaligheid, willekeurig vormgebruik, natuurlijke materialen en inspraaktrajecten noemt die in de jaren ’70 en ’80 gebruikelijk was. In plaats daarvan staat hij het rationalisme voor: een objectieve formele stedenbouw.

De Venserpolder is de laatst gebouwde wijk van de Bijlmermeer. De wijk heeft een zeer heldere opzet: een grid van kaarsrechte straten en 16 rechthoekige gesloten bouwblokken. Weeber was geïnspireerd door andere grid-steden, zoals de uitbreiding van Barcelona door architect Cerdà. De 2D-plattegrond werd opgetrokken tot een 3D-wijk van superblokken. De hoven binnen de bouwblokken zijn publiek toegankelijk via poorten in iedere gevelwand. De planningsstrategie van de wijk was even strak als de blokken: buitenmaat, budget, bouwhoogte en woningtypologie (portiekwoningen zonder lift) lagen vast in bestemmingsplan. Zelfs de oriëntatie van de woningen en vormgeving van de gevels werden afgesproken: wonen aan de straatkant, slapen aan de hof-kant, balkons alleen in het hof, want de straatgevels moeten vlak zijn. De blokken konden zo onafhankelijk van elkaar door tien verschillende architecten worden ontworpen zonder afbreuk te doen aan het stedenbouwkundig concept. Dat concept gaat vooral over de publieke ruimte: straten van 30 meter breed, een heleboel parkeerplaatsen, mooie singels, royale binnenterreinen en veel bomen soms zelfs in dubbele rijen, die in de zomer vast prachtig zijn. De woongebouwen zijn stille figuranten. Met daarin 3800 woningen.

Nadat Carel Weeber in 1981 het stedenbouwkundig plan maakte, ontwierp hij vervolgens zelf het eerste en verreweg grootste blok, met 397 woningen. Hij noemde het ‘blok 1’ en zette dat in reuzenformaat op elke hoek van het gebouw. De gevels zijn gemaakt van beige en bruine bakstenen in reuzen-speklagen. De kozijnen zijn wit, van kunststof en allemaal hetzelfde.
De andere architecten hebben het iets vrolijker aangepakt. Zo zijn er fel groene entrees van Architectengroep ‘69, witte erkers van Hans Bosch, gewelfde vormen en een gevel in terracotta kleur van de Kat en Peek. De architect Hein van Meer die de meeste westelijke blokken ontwierp, maakte het letterlijk bont. De balkonhekken en achterliggende kozijnen hebben bij elk portiek een nadrukkelijke en steeds andere kleur: van limoengroen tot pimpelpaars. Weeber, die in later werk bekend werd door zijn kleurgebruik, gebruikt in Venserpolder juist een heel bescheiden palet.

Op een kaart met een architectuurwandeling door Venserpolder van midden jaren ’80 staat de volgende tekst:
“Omdat dit blok zo nadrukkelijk groot, recht en zonder omhaal is, is er al veel over gezegd. ‘Huurkazerne-architectuur’ is één standpunt, ‘het juiste begrip van maat en schaal’ een ander. Tussen deze uitersten is nog ruim plaats voor uw kijk op de zaak.”
Kijk! Dat is nog eens een wijs advies, ook in de huidige tijden van gepolariseerd debat.

Mijn kijk op de zaak is dat het vrij anonieme blokken zijn. Lekker duidelijk maar wel ten koste van woonkwaliteit. Zo leidt de wet van de vlakke straatgevels in de zuidgevel, waar het echt niet anders kon, tot hele kleine loggia’s. De hoven zijn met tuinen, balkons, speeltuintjes en veel grote bomen veel levendiger. De poorten zijn het aantrekkelijkste deel van elk gebouw. In oost-west richting zijn de poorten twee lagen hoog en bieden mooi zicht op de opeenvolging van straten en hoven. Het voetpad dat erdoor voert wordt veel gebruikt.

Het is grootstedelijk. Ik kan me wel voorstellen dat dit een verademing was na de bloemkoolwijk.

 


Auteur:
Lidwine Spoormans

Fotografie:
Lidwine Spoormans

Eerder gepubliceerd op:
Love 80’s Architecture

Delen:

Meer Gids items: