Trapsgewijs oplopende woongebouwen worden in de jaren zeventig en tachtig gezien als een ideale combinatie van de traditionele flat en de eengezinswoning. Bij deze nieuwe woonvorm is een hoofdrol weggelegd voor het terras: een ruime buitenruimte als aantrekkelijke tussenvorm van het stenige balkon en de natuurlijke tuin. Door de getrapte opzet kijken de bovenburen wel uit over de onderliggende terrassen. Om enige privacy te borgen gaat daarom veel aandacht uit naar de vormgeving van de borstwering.
Bij de langgerekte terrasflat ‘Laathof’ bestaat die afscherming voor de helft uit een hoge plantenbak en voor de andere helft uit een lage bloemenbak met spijlenhek. Dat weelderige groen zorgt bovendien voor een natuurlijke verbinding met het aangrenzende wijkpark. Aan de schaduwrijke noordzijde staan de geparkeerde auto’s. De flat bestaat uit twee delen met in totaal 64 woningen. De getrapte hoofdvorm wordt versterkt door de krachtige schuine lijnen van de galerij- en terrasbakken in prefab-beton.
Auteur:
Leon van Meijel
Fotografie:
Gert Jan Koster
Eerder gepubliceerd in:
Leon van Meijel, Post ’65-erfgoed in de gemeente Ede (1965-1990): 30 alledaagse en uitzonderlijke iconen, Ede / Nijmegen, 2023