De Werven in Almere-Haven is de eerste wijk van een nieuwe stad, gebouwd op het nieuwe polderland. In 1979 arriveerden de eerste bewoners, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam. De architect Joop van Stigt ontwierp 26 woningtypes die gecombineerd konden worden tot ‘klaverbladen’ rondom een collectief hofje. Voor Van Stigt waren de menselijke maat en het sociale aspect leidend. Strengen van woningen worden als het ware gevouwen tot introverte of extraverte hofjes. Die hofjes moesten zowel beschutting bieden als verbinding leggen met het landschap of andere buurten. Hoewel dit project vele uitzonderingen kent, is het gebaseerd op een systematische logica en een efficiënt bouwsysteem. Het patroon waarmee de wijk is opgebouwd bestaat uit 26 verschillende types en wordt herhaald tot 671 eenheden.
In veel Post’65 woonerven zijn kenmerken te ontdekken van enerzijds sociale humane architectuur en anderzijds een meer formele rationele bouw. De Werven in Almere kan worden geïnterpreteerd als ‘shake-hands’ van zowel sociale als formele architectuur. Van Stigt zelf vond het structuralisme helemaal geen grote breuk met het modernisme. Ontwerpend vanuit functionaliteit en rationaliteit vond hij zowel het structuralisme als het modernisme ‘een uiterst efficiënte methode van ruimtelijke organisatie en technische productiemethoden.’ Tegelijkertijd maakte hij zijn sociale doelstellingen waar door het ontwerp een ‘beschutte hoofdvorm’ te geven waardoor je met weinig verdere toevoegingen kon volstaan. Hij zag ook groot belang in de precies ontworpen transitie van private naar publieke ruimte: “De tuin, de stoep, het erf zijn geweldige overgangsgebieden, waardoor het weer mogelijk is vanuit die plek je met een ander te verstaan. Je eigen territorium, je habitus, je status, je hele familie vormen je rugdekking.”
Het ontwerp van De Werven heeft het karakter van een gereedschapskist, die sterk gesystematiseerd is en geschikt voor industriële productie. Maar het systeem biedt ook ruimte voor toevoegingen en onregelmatigheden om zo tegemoet te komen aan de menselijke behoeften. Uit oorspronkelijke ontwerpschetsen wordt duidelijk dat de vele vastgestelde uitzonderingen nauwkeurig ontworpen waren. Door kleine en grote woningen af te wisselen op sleutelposities in het ‘klaverblad’, gecombineerd met locatie-elementen (straat/tuin/water) werden verschillende identiteiten gecreëerd voor specifieke plekken. Grootteverschillen in kaveldiepte leiden tot variaties in goothoogtes, verticale geleding en een diversiteit aan dakvormen. Bovendien zijn de bouwblokken gecombineerd tot introverte of extraverte composities, georiënteerd op een collectieve tuin, een plein of een grotere openbare ruimte. Het mixen en matchen van woningtypes en bouwblokken draagt bij aan een belangrijke sociale doelstelling om een wijk te maken met een gemengde bevolkingssamenstelling.
Ook op het niveau van de individuele woning is de ‘shake-hands’ benadering zichtbaar. De standaard plattegrond is tweezijdig georiënteerd, met een bijna symmetrische voor- en achterkamer, uitwisselbaar in gebruik. De dienende functies (trap, toilet, badkamer) zijn in het midden gepositioneerd, zodat beide verblijfsruimtes profiteren van optimaal daglicht en uitzicht. De omkeerbare doorsnedes garanderen een optimale oriëntatie op de zon, wat belangrijk was voor de modernisten. De ‘truc’ om dit mogelijk te maken is de toevoeging van de entree en berging als extra volumes, die samen het gewenste overgangsgebied, diversiteit in straatbeeld, privacy en beschutting creëren. Op een van de archieftekeningen is de titel van een project geïnkt als ‘Hof van Heden’, een variant op ‘Hof van Eden’. Een prachtige woordspeling waarmee het compromis tussen idealisme en realisme wordt verwoord.
Auteur:
Lidwine Spoormans
Fotografie:
Lidwine Spoormans
Tekeningen:
Archief van Het Nieuwe Instituut
Eerder gepubliceerd op:
Love 80’s Architecture